De vergroening van de autofiscaliteit maakt dat steeds meer werknemers en bedrijfsleiders elektrisch rijden en hun voertuig thuis opladen. De terugbetaling door het bedrijf van die thuis ‘getankte’ elektriciteit is daardoor ook een hot issue geworden. In een recente ruling gaat de Rulingdienst in tegen de courante praktijk en sluit hij zich aan bij de strenge zienswijze van de minister van Financiën. Waarover gaat het?
Voordeel alle aard
Inclusief brandstof?
Het belastbaar voordeel alle aard voor het persoonlijk gebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde (al dan niet elektrische) personenwagen, wordt forfaitair vastgesteld op basis van artikel 36, §2 WIB 92. Dat voordeel omvat eveneens het ‘brandstofverbruik’. Dat geldt niet enkel voor de door de werkgever verstrekte tankkaart, maar ook, onder voorwaarden, voor de door de werkgever terugbetaalde elektriciteitskosten wanneer de bedrijfswagen opgeladen wordt op het thuisadres van de werknemer (wat in de praktijk veelal het geval is). Behoudens expliciet vermeld, gelden dezelfde principes zowel voor werknemers als voor bedrijfsleiders.
Terugbetaling elektriciteitskosten
(Minister van Financiën: terugbetaling op basis van ‘werkelijke elektriciteitskosten)
Onderscheid. Een tweetal jaar geleden nam de minister een standpunt in aangaande de fiscale behandeling van de terugbetaling van elektriciteit die verbruikt is op het thuisadres van de werknemer bij het opladen van de bedrijfswagen. Daarbij maakte de minister een onderscheid naargelang de werknemer al dan niet een laadpaal/oplader ter beschikking gesteld krijgt van de werkgever (vr. nr. 472, Vandenbroucke, 01.06.2011, vr. & antw. Kamer 2020-21, nr. 55-060, 159) .
Geen laadpaal/oplader ter beschikking. In dat geval hangt de fiscale behandeling af van de aard van de verplaatsing waarvoor de elektriciteitskosten terugbetaald worden. Kosten van zuiver beroepsmatige verplaatsingen vormen een kost eigen aan de werkgever, zodat de terugbetaling ervan onbelast blijft. De terugbetaling van kosten voor zuivere privéverplaatsingen vormt een belastbaar loon. Dat geldt ook voor de terugbetaling van kosten in verband met woon-werkverkeer, met dien verstande dat een vrijstelling mogelijk is tot maximaal € 470 (aanslagjaar 2024).
Let op! Die vrijstelling geldt enkel voor werknemers, dus niet voor bedrijfsleiders.
Wel een laadpaal/oplader ter beschikking. Stelt de werkgever wel een laadpaal/oplader ter beschikking, dan kan de terugbetaling van elektriciteit via een onkostennota belastingvrij plaatsvinden (deze wordt immers geacht reeds vervat te zitten in het voordeel alle aard voor de bedrijfswagen) indien de laadpaal/oplader voorzien is van een communicatiesysteem dat aan de werkgever communiceert hoeveel elektriciteit er verbruikt wordt én het bedrijfswagenreglement voorziet in de terugbetaling van die thuis ‘getankte’ elektriciteit. In dat geval wordt de terbeschikkingstelling van een elektrische auto met laadpaal/oplader en de terugbetaling van de met die laadpaal/oplader ‘getankte’ elektriciteit fiscaal op dezelfde manier behandeld als de terbeschikkingstelling van een auto met tankkaart (waarvoor slechts één globaal voordeel aangerekend wordt).
Werkelijke elektriciteitskosten. De minister benadrukt dat de terugbetaling (logischerwijze) uitsluitend betrekking mag hebben op de elektriciteit die getankt is voor de ter beschikking gestelde bedrijfswagen, alsook dat die terugbetaling moet gebeuren op basis van de ‘werkelijke elektriciteitskosten’ (vandaar de vereiste van enig communicatiesysteem). De publicatie van een (gemiddeld) forfaitair bedrag per kWh voor heel het land achtte de minister niet haalbaar wegens ‘de distributienettarieven en transmissiekosten die verschillen van netbeheerder tot netbeheerder’.
Standpunt Rulingcommissie i.v.m. ‘werkelijke elektriciteitskosten’
Courante praktijk niet langer aanvaard
Tot op vandaag werd in de praktijk veelal toepassing gemaakt van de tarieven die de CREG/VREG publiceert. De Rulingdienst had die werkwijze in het verleden overigens zelf goedgekeurd (ruling nr. 2020.2029, 15.12.2020) . In een recente ruling neemt de Rulingdienst nu afstand van die praktijk en gaat hij mee in de strengere visie van de minister (ruling nr. 2023.0080, 28.04.2023) . Deze nieuwe ruling bevat nu een voorbeeld van hoe in de praktijk te werk gegaan kan worden om een correcte (en dus fiscaal aanvaardbare) vergoeding voor de thuis ‘getankte’ elektriciteit te bepalen. Aan de basis liggen de contracten die gesloten zijn door de desbetreffende werknemers en de daarin vermelde specifieke prijzen. De werknemers moeten daartoe de nodige informatie over hun contract en/of afrekening periodiek meedelen aan de werkgever (of laadpaalprovider).
Vast versus variabel contract
Voor vaste contracten is de vaststelling van de elektriciteitskost vrij eenvoudig. De werknemer geeft de vaste kWh-prijs door bij de eerste registratie op het moment waarop de terugbetaling start en vervolgens bij iedere wijziging van het contract (in de regel jaarlijks). Voor variabele contracten liggen de zaken wat moeilijker. In dat geval wordt aan de hand van de laatste afrekening een (gewogen) gemiddelde elektriciteitsprijs bepaald. Het werken met een gemiddelde prijs is verantwoord, omdat de wagens frequent opgeladen worden. De aldus vastgestelde gemiddelde prijs geldt als voorlopige terugbetalingsprijs tot aan de volgende afrekening. Indien op dat ogenblik blijkt dat de voorlopige prijs afwijkt van de gemiddelde prijs van de recentste afrekening, zal het verschil geregulariseerd worden bij de eerstvolgende terugbetaling aan de werknemer.
‘Werkelijke elektriciteitskost’ en zonnepanelen
De ruling vermeldt uitdrukkelijk dat de beslissing geen betrekking heeft op werknemers die beschikken over zonnepanelen. Het zou nochtans verbazen mochten er onder de werknemers geen mensen zijn die over zonnepanelen beschikken. Het blijft dus wachten op verduidelijking daarover.
Begin 2022 kondigde de minister een circulaire aan over de terugbetaling van oplaadkosten op het thuisadres (mond. vr., Donné, 16.02.2022, Kamercommissie Financiën, Criv 55 Com 701, 31) , maar het ziet er intussen naar uit dat die circulaire er niet meer komt. Blijkbaar is men er als de dood voor dat werknemers ook maar één euro te veel vergoeding zouden krijgen.
Naar verluidt zijn sommige ambtenaren van mening dat het opladen van de bedrijfswagen met door zonnepanelen opgewekte elektriciteit gratis is. Dat is behoorlijk van de pot gerukt. Naast het feit dat de werknemer een forse investering heeft moeten doen (waarbij mogelijk reeds rekening gehouden werd met elektrisch rijden in de toekomst), is er volgens ons hoe dan ook een opportuniteitskost. De werknemer zou de opgewekte energie immers kunnen opslaan op een batterij of die kunnen gebruiken voor andere doeleinden. Daarnaast kan de werknemer een vergoeding krijgen voor de overtollig opgewekte energie die hij injecteert op het elektriciteitsnet.
Gemiste kans
Het valt maar af te wachten of dit land in staat zal zijn de vergroening van de autofiscaliteit tot een goed einde te brengen indien men er niet in slaagt om een eenduidig en administratief haalbaar kader te creëren inzake de terugbetaling van op het thuisadres ‘getankte’ elektriciteit. Zowel de werkgever als de werknemers worden geconfronteerd met heel wat administratieve lasten, om dan nog maar te zwijgen over de complexiteit van de energiefactuur met tal van soorten tarieven (dag, nacht, piek, …). De ruling is op dat vlak een gemiste kans, zelfs een stap terug. Het uitblijven van een standpunt in verband met de terugbetaling van via eigen zonnepanelen opgewekte elektriciteit voor het opladen van de bedrijfswagen is ronduit onfatsoenlijk.
- Werknemers en bedrijfsleiders die hun elektrische bedrijfswagen opladen op hun thuisadres kunnen de betrokken elektriciteitskosten belastingvrij terugbetaald krijgen, voor zover die overeenstemmen met de werkelijkheid.
- De werknemers moeten daartoe de nodige informatie over hun contract en/of afrekening periodiek meedelen aan de werkgever (of laadpaalprovider).
- De praktijk die erin bestond om gebruik te maken van de tarieven die de CREG/VREG publiceert, wordt niet langer aanvaard.